Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1186

Datum uitspraak2007-08-06
Datum gepubliceerd2007-08-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/510673-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling tot gevangenisstraf van 6 (zes) jaren voor verkrachting, meermalen gepleegd en poging tot verkrachting, meermalen gepleegd.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/510673-06 Datum uitspraak: 06 augustus 2007 Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [Verdachte], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Jamaica), thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein, Raadsvrouwe: mr. F.A. ten Berge, Raadsman: mr. G. van de Nesse. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juni, 6 juli en 23 juli 2007. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Vrijspraak Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 5 en 7 is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 5: De rechtbank overweegt hiertoe dat het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening waarmee een blikje Energydrank en een aansteker zijn weggenomen niet wettig en overtuigend bewezen is. Ten aanzien van feit 7: De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal blijkt dat het slachtoffer [aangeefster A] haar tas miste omdat zij deze in eerste instantie in het donker niet kon vinden. Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tas van het slachtoffer heeft weggenomen. De bewezenverklaring De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat de opsporingsinstanties in de onderhavige zaak onvolledig te werk zijn gegaan voor wat betreft het onderzoek naar de betrokkenheid van de eerder aangehouden [getuige B]. De rechtbank overweegt dat - uit het proces-verbaal blijkt dat de kleding die [B] draagt ten tijde van zijn aanhouding op 14 mei 2006: blauw t-shirt met korte mouwen en een opschrift “player 03 midfield”, een blauwe spijkerbroek met slijtvlakken, niet overeenkomt met het signalement dat wordt gegeven door [aangeefster A] betreffende de kleding van de man die heeft getracht haar te verkrachten in de avond van 13 mei 2006: donkere jas, blauw met witte strepen, strak glimmend oranje t-shirt en groene leger/camouflage broek; - getuige [C] verklaart dat zij die nacht (13/14 mei 2006) een verkeerde jongen heeft laten arresteren omdat hij sprekend op verdachte leek. [C] heeft verklaard dat zij de jongen die zij per ongeluk had laten aanhouden later nog is tegengekomen en dat zij hem haar excuses heeft aangeboden. Hieruit volgt dat het door de raadsvrouwe gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 en 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld. 1. hij op enig tijdstip in de periode van 18 april 2006 tot en met 08 mei 2006 te Utrecht, door geweld en een andere feitelijkheid een persoon, genaamd [aangeefster D], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen, die hebben bestaan en mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die persoon, te weten het duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [D] en het zoenen van die [D], welk geweld en andere feitelijkheid bestonden uit - het met kracht vastgrijpen van de keel van die [D] en het vervolgens dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel van die [D], en - het op een bed duwen van die [D], en - het bovenop die [D] gaan zitten, en - het dreigend tegen die [D] zeggen van de woorden van de strekking: "Houd je bek dicht" en "Hangen hier camera's?" en "Kleed je uit"; 2. hij op 21 april 2006 te Utrecht, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en een andere feitelijkheid een persoon, genaamd [aangeefster E], te dwingen tot het ondergaan van handelingen, die bestaan en mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde persoon, opzettelijk terwijl verdachte nagenoeg naakt was - op die [E], die naakt op een bed lag, is gaan zitten en - die [E] met kracht bij haar keel heeft vastgepakt, en - de keel van die [E] heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid; 3. hij op 24 april 2006 te Utrecht, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en een andere feitelijkheid een persoon, genaamd [aangeefster F], te dwingen tot het ondergaan van handelingen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde persoon, opzettelijk - tegen die [F] heeft gezegd de woorden van de strekking: "Ja, ik wil graag sex zonder jou daarvoor te betalen" en - die [F] met kracht bij haar keel heeft gegrepen en - die [F] met kracht op een bed heeft gegooid en - op die [F] is gaan zitten en - de keel van die [F] gedurende enige tijd heeft vastgehouden en heeft dichtgeknepen en - op dreigende wijze een ballpoint tegen de hals van die [F] heeft gehouden en - de volumeknop van de radio heel hard heeft gezet, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid; 4. hij op 10 mei 2006 te Utrecht, door geweld en een andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld een persoon, genaamd [aangeefster G], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen, die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond en in de vagina van die [G], welk geweld en andere feitelijkheid en welke bedreiging met geweld bestonden uit - het in de bosjes trekken van die [G] en - het houden van een mes bij de keel van die [G] en - het met dat mes porren in de buik en de rug van die [G] en - het bij de keel van die [G] pakken en - het op de grond gooien van die [G], en - het dreigend tegen die [G] zeggen van de woorden van de strekking: "Ga liggen" en "Kleed je uit" en "Liggen of dood" en "Wil je dood?" en - het gedurende enige tijd dichtknijpen van de keel van die [G] en - het met geweld uittrekken van de kleding van die [G]; 6. hij op 13 mei 2006 te Utrecht, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en een andere feitelijkheid een persoon, genaamd [aangeefster A], te dwingen tot het ondergaan van handelingen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die voornoemde persoon, opzettelijk - tegen die [A] heeft gezegd de woorden van de strekking: "Kom maar hier dan kun je mij pijpen" en - die [A] heeft vastgepakt en op de grond heeft gegooid en - met kracht in de hals van die [A] heeft geknepen en - die [A] meermalen in het gezicht heeft gestompt en geslagen en - daarbij tegen die [A] dreigend heeft gezegd de woorden: "Houd je bek", zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid; Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat. Verdachte heeft telkens een prostituee bezocht, waarvan driemaal op het Zandpad te Utrecht en tweemaal op de Europalaan te Utrecht. Verdachte heeft met zijn slachtoffers afspraken gemaakt over de te betalen prijs in ruil voor seks. Verdachte heeft vervolgens zijn slachtoffers hard bij de keel/hals gegrepen en geknepen en zijn slachtoffers verkracht dan wel gepoogd te verkrachten. In vier gevallen is dit gebeurd nadat het slachtoffer meermalen aan verdachte had gevraagd om te betalen. Uit de door de slachtoffers opgegeven signalementen blijkt dat het telkens gaat om een Surinaams/Antilliaanse, dan wel negroïde man met een donkere huid, littekens/acne in zijn gelaat,(zeer) kort kroezend haar en een gouden tand in zijn bovenkaak. De feiten hebben zich afgespeeld in de –korte – periode gelegen tussen de invrijheidsstelling van verdachte op 18 april 2006 en de aanhouding van verdachte op 14 mei 2006 In het dossier is gerelateerd (pag. 45) dat er buiten de 5 in dit dossier genoemde incidenten, vanaf 18 april 2006 tot 27 september 2006 geen meldingen zijn ontvangen van soortgelijke incidenten. Verder komen er in de diverse aangiftes verschillende overeenkomsten voor, betreffende: - (gebrekkig) Nederlands/Engels dan wel een Papiamento sprekende man, - verdachte verplaatst zich per fiets, - muziek van Craig David, met name het nummer “Walking Away”; De rechtbank concludeert op basis van het voornoemde dat het hier telkens één en dezelfde dader betreft. Ten aanzien van feit 1: De verklaring van de aangeefster {D} . Aangeefster heeft verklaard dat zij in april 2006 werkzaam was als prostituee op het Zandpad. Aangeefster zag rond 09.00 uur een man (hier na te noemen dader) naar haar kamer komen lopen. Zij heeft de dader weggestuurd omdat haar gordijnen nog gerepareerd zouden worden. 15 minuten later komt de dader terug. De dader vertelt dat hij half Surinaams/half Antilliaans is en uit Rotterdam komt. Als aangeefster de dader vraagt om eerst te betalen, slaat deze helemaal om. De dader knijpt haar keel dicht waardoor zij geen adem meer kon halen. Aangeefster raakt in paniek en is heel bang. De dader zegt tegen aangeefster “Houd je bek dicht”, “Hangen hier camera’s?” en “” Kleed je uit”. De dader doet vervolgens zijn broek en gulp open en trekt zijn broek een stukje naar beneden. Vervolgens draait de dader aangeefster op haar buik en begint haar op haar rug te zoenen. Daarna propt de dader zijn penis in de vagina van aangeefster. Aangeefster geeft het navolgende signalement van de dader: - donkere neger, littekens (kleine streepjes) op zijn rechter wang, kort kroeshaar, gouden voortand aan de bovenzijde met een tekentje, sprak Engels en Nederlands. Aangeefster verklaart voorts dat de dader haar op het bed duwde en op haar kwam zitten en nog steeds haar strot vasthield. De rechtbank constateert dat de beschrijving van de dader door aangeefster [A], overeenkomt met de foto van verdachte op pagina 220 van het proces-verbaal (nummer PL0981/06-008130). De verklaring van [getuige H] , die verklaart dat hij een negroïde man over de plank van [D] ( de rechtbank begrijpt dat hier aangeefster [D] wordt bedoeld) zag lopen en dat deze man niet naar binnen mocht. Later, nadat getuige het gordijn van [D] had gerepareerd, ziet getuige de negroïde man op het fietspad langs het Zandpad. De verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie . (pagina 389) Ik ben op 17 april 2006 vrijgekomen uit ter Apel. Ik ben toen naar Rotterdam gegaan, naar mijn zus in Spijkenisse. Op 18 april 2006 ben ik in Utrecht geweest. (pagina 391) Ik heb een gouden tand met een Nike teken er op. De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 13 juni 2006. Ik spreek Engels, Nederlands en Papiaments. Ik kwam vaak op het Zandpad in Utrecht. Ten aanzien van feit 2 primair: De verklaring van aangeefster [E] . Aangeefster verklaart dat zij op 21 april 2006 werkzaam was als prostituee op het Zandpad te Utrecht. Aangeefster zag rond 15.00 uur een negroïde man haar plank oplopen. Nadat zij met de man heeft afgesproken wat het kost laat zij de man binnen. Binnen zegt de man dat hij eerst met een vriend moet bellen, hetgeen hij ook doet, volgens aangeefster spreekt de man op dat moment Papiaments. Vervolgens vraagt de man of aangeefster R&B muziek heeft. Als aangeefster een CD van Graig David opzet zegt de man dat hij bepaalde herinneringen heeft aan één speciaal nummer en dat het iets te maken heeft met zijn ex-vriendin. Als aangeefster vraagt of de man wil betalen reageert hij nogal opgefokt. Aangeefster kleedt zich uit en gaat op haar buik naakt op bed liggen en zij voelt dat de man haar van achteren bespringt en op haar gaat zitten. Als aangeefster overeind komt en naast de man komt te zitten grijpt de man haar hard bij haar keel. Aangeefster voelt dat de man haar keel dicht knijpt en zij krijgt het benauwd. Zij probeert los te komen, maar de man blijft haar keel vasthouden en dichtknijpen. Als zij op een moment weet op te staan duwt de man haar terug op het bed. Terwijl hij haar keel blijft dichtknijpen raakt zij vreselijk in paniek als zij geen adem meer kan halen. Als zij de man in zijn ballen weet te knijpen laat hij haar keel los. De man begint zich aan te kleden en aangeefster weet zijn overhemd en t-shirt te pakken en gooit deze in het water. De man loopt vervolgens naar buiten. Aangeefster geeft het navolgende signalement van de dader: - negroïde man, vrij donkere gelaatskleur, littekens( vermoedelijk acné) aan de rechterzijde van zijn gezicht, kort zwart haar, sprak afwisselend Engels en Nederlands. Aangeefster verklaart voorts dat het telefoongesprek dat de man voerde ongeveer 3 minuten duurde. De man vertelde dat zijn sterrenbeeld tweeling was. De man heeft zijn naam verteld, het was een korte Engelse naam van één lettergreep. De man had zich helemaal uitgekleed, op zijn sokken na. Het proces-verbaal waaruit blijkt dat aangeefster heeft doorgegeven dat het nummer van Graig David dat de man wilde horen “Walking Away”was. Voorts heeft aangeefster verklaard dat haar de gouden tand van de man is opgevallen. De medische informatie betreffende aangeefster [E] waaruit blijkt dat zij: - een kleine schaafverwonding heeft op het strottenhoofd en borstkas (3 cm onder het sleutelbeen); - een bloeduitstorting tussen sleutelbeen en borstbeen, passend bij pressie door vinger of duim; - een bloeduitstorting op de buiten zijde linker bovenarm, passend bij stomp trauma; - schaafverwonding op de rechter knieschijf. De verklaring van [zus van verdachte] waarin zij aangeeft dat zij met verdachte een SIM kaart voor hem heeft gekocht van T-Mobile met het telefoonnummer [06-xxxxxx98]. De rechtbank heeft geconstateerd dat uit de door T-Mobile aangeleverde lijsten (pagina 326 proces-verbaal nr. PL0981/06-008130) blijkt dat er op 21 april 2006 te 14.58 uur te Utrecht gebeld is met het telefoonnummer (06-xxxxxx98) van de verdachte gedurende 4.32 minuten. De verklaring van [getuige K] . Zij verklaart dat zij een relatie met verdachte heeft gehad tot februari 2003 en dat zij in die tijd gek was op Graig David en zijn nummer “Walking Away” een mooi lied vond. De verklaring van [getuige L] . Zij verklaart dat er op 21 april 2006 omstreeks 15.20 uur problemen waren tussen een prostituee en haar klant in het kamertje naast haar op [Zandpad xxx, plank x] (de rechtbank begrijpt dat hier de kamer van aangeefster [E] wordt bedoeld). [L] hoorde gebonk en geschreeuw. Vervolgens ziet zij dat er kleren vanuit die kamer in het water worden gegooid en dat er een negroïde man naar buiten komt en wegrent in een spijkerbroek en zwarte leren jas. De verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie . (pagina 391 e.v.) Mijn sterrenbeeld is tweeling. Ik heb een gouden tand met een Nike teken er op. De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 13 juni 2006. Ik spreek Engels, Nederlands en Papiaments. Ik kwam vaak op het Zandpad in Utrecht. Ten aanzien van feit 3 primair: De verklaring van aangeefster [F] . Aangeefster verklaart dat zij op 24 april 2006 werkzaam was op het Zandpad te Utrecht als prostituee. Omstreeks 14.00 uur verscheen er een man die seks wilde en zich voorstelde als [voornaam verdachte]. Nadat zij met de man een prijs heeft afgesproken rookt de man een sigaret en drukt de peuk uit in de asbak. Als aangeefster de man vraagt om te betalen zegt de man: “Ja ik wil graag seks zonder jou daarvoor te betalen.” De man haalt een ballpoint uit zijn broekzak en grijpt haar met een hand met kracht bij haar keel en smijt haar met haar rug op het bed. Aangeefster ziet en voelt dat de man bovenop haar gaat zitten en haar keel al die tijd dichtgeknepen houdt. Aangeefster krijgt geen lucht en denkt dat zij zal stikken. Het lukt aangeefster zich niet te bevrijden van de man. Terwijl de man bovenop haar zit richt hij met een hand een ball-point op de rechter zijkant van haar hals. Op een moment laat de man los en aangeefster zegt tegen hem dat zij een glas water wil hebben. De man gaat van haar af en pakt een bekertje met water. De man probeert vervolgens weer op aangeefster te gaan zitten en zet de radio boven het bed heel hard aan. Aangeefster ziet op een moment kans van het bed te komen en rent naar buiten. De man rent weg. Aangeefster geeft het navolgende signalement van verdachte: - donkere huidskleur, Surinaams/Antilliaans, zwart haar, blauwe baseball pet, donker blauwe jas over de heupen. Aangeefster verklaart voorts dat de man een stuk papier liet zien, met daarop een politielogo, een soort stempel. Het papier zat in een plastic map met een rode onderkant, de bovenzijde was doorzichtig. Het proces-verbaal van de technische recherche waaruit blijkt dat men op 24 april 2006 in de kamer van [F] een sigarettenpeuk (identiteitszegel DCA189), die door de dader zou zijn achtergelaten in de asbak en het plastic bekertje dat door de dader aan het slachtoffer overhandigd zou zijn, heeft veiliggesteld. Het NFI rapport waaruit blijkt dat het celmateriaal aangetroffen op de veiliggestelde sigarettenpeuk (identiteitszegel DCA189) afkomstig is van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting van 13 juni 2007 verklaard dat hij op 25 april 2006 bij het Zandpad te Utrecht met twee meisjes in een auto zat en dat hij in de auto een sigaret heeft gerookt en twee bekertjes heeft vastgehouden en dat een van de meisjes die spullen aan de aangeefster heeft gegeven. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk nu uit het proces-verbaal van de technische recherche blijkt dat deze spullen reeds op 24 april 2006 zijn veiliggesteld. Het proces-verbaal van de technische recherche waaruit blijkt dat de vingerafdruk aangetroffen op het veiliggestelde plastic bekertje identiek is aan de vingerafdruk van verdachte. De rechtbank heeft geconstateerd dat uit de door T-Mobile aangeleverde lijsten (pagina 326 proces-verbaal nr. PL0981/06-008130) blijkt dat er op 24 april 2006 te 14.38 uur te Utrecht gebeld is met het telefoonnummer (06-xxxxxx98) van verdachte. Het proces-verbaal van doorzoeking in het opvangcentrum [X] waaruit blijkt dat men daar en in de kamer van verdachte en/of in het kluisje in gebruik bij verdachte, diverse voorwerpen/bescheiden heeft aangetroffen die in gebruik waren bij verdachte dan wel eigendom waren van verdachte. In beslag genomen zijn onder andere: - bescheiden met daarop een stempel van de politie met bijhorend logo; - plastic map met rode afwerking. De verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie . (pagina 157 e.v.) Het rode mapje dat aan de voorzijde doorzichtig is en dat u tijdens de doorzoeking van mijn kluisje in [opvangcentrum X] heeft aangetroffen is van mij. De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 13 juni 2006. Ik kwam vaak op het Zandpad in Utrecht. Ik ben op 24 april 2006 naar Utrecht gekomen, ik kwam daar om ongeveer 14.00 uur aan. Ten aanzien van feit 4: De verklaring van de aangeefster [G] . Aangeefster heeft verklaard dat zij op 10 mei 2006 omstreeks 20.15 uur op de Europalaan te Utrecht werkte als prostituee. Er kwam een man naar haar toe en hij wilde haar € 60,00 betalen om met hem te neuken. Zij is met de man meegelopen naar een gebouw waarop stond dat er hoogspanning was. De man parkeerde zijn fiets bij de bosjes, kwam naar haar toe en trok haar de bosjes in. De man hield een mes bij haar keel porde haar er ook mee in haar buik en op haar rug. Met zijn andere hand pakte de man haar bij haar keel vast. De man zei tegen haar: “Ga liggen.” De man gooide haar op haar rug op de grond en zei dat zij zich uit moest kleden. Als aangeefster zich niet uitkleedt grijpt de man haar bij haar keel en zegt tegen haar: “Liggen of dood.”De man knijpt haar keel zo hard dicht dat aangeefster denkt dat zij dood zal gaan. De man trekt vervolgens met geweld de broek, onderbroek en schoenen van aangeefster uit. Als aangeefster overeind wil komen pakt de man weer zijn mes en vraagt aan haar, terwijl hij haar keel dicht knijpt: “Wil je dood?”. Aangeefster pakt een glijmiddel uit haar tas omdat zij moest neuken van de man, anders zou hij haar doodmaken. Wanneer aangeefster zegt dat zij aids heeft haalt de man een condoom uit haar tas om gepijpt te worden. De man neukt haar vervolgens vaginaal. Nadat de man is klaar gekomen doet hij het condoom af. Met zijn andere hand zoekt hij in de tas van aangeefster en ineens is het condoom weg. Aangeefster geeft een signalement van de man: - Antilliaans uiterlijk, raar gevormd, ovaal hoofd, pokdalig gezicht, kort kroezend haar, gouden tand aan de zijkant van zijn bovengebit; - Legergroene/grijsgroene broek, fel oranje jasje met verticale strepen (wegwerkersjasje); - Zilvergrijze citybike, zonder bagagedrager met gekartelde banden. Aangeefster herkent op het bureau de fiets van de man en op de haar getoonde foto’s pag. 175 t/m 176 het oranje (wegwerkers)jasje. Het proces-verbaal van de meervoudige fotoconfrontatie gehouden met aangeefster [G]. Aangeefster herkent (pag. 425 t/m 427) uit de haar getoonde fotoselectie (gewaarmerkt als confrontatie =B=, blz. 436), de man op foto nummer 9 (zijnde de foto van verdachte). Aangeefster heeft d.d. 6 juli 2007 ter zitting verklaard terwijl zij op korte afstand recht voor de verdachte stond en hem aankeek dat zij verdachte herkende als de man die haar op 10 mei 2006 heeft verkracht. Zij verklaarde dat zij verdachte herkende aan de manier waarop hij keek en aan zijn ogen en wenkbrauwen. Het proces-verbaal van de technische recherche waaruit uit blijkt (pag. 32) dat op 10 mei 2006 op de plaats delict onder andere een vol condoom is veiliggesteld (identiteitszegel DAA412). Aangeefster heeft d.d. 6 juli 2007 ter zitting op de plattegrond (pagina 171 proces-verbaalnummer PL0981-06/008130) aangewezen waar zij door de man de bosjes is in gesleurd. Aangeefster wijst naar de bosjes bij het elektriciteitshuisje op de Koningin Wilhelminalaan, gelegen tussen het voetpad en het OPG gebouw. Tevens bevestigt aangeefster ter zitting dat zij uit de bosjes kwam bij het gebouw, zoals dat te zien is op de foto’s op pagina 37 van het samenvattend proces-verbaal forensisch onderzoek. De rechtbank concludeert aan de hand van de hiervoor genoemde plattegrond, foto’s en de verklaring ter zitting van de getuige, dat de (voornoemde) door de technische recherche aangeduide plaats delict dezelfde plaats is waarvan het slachtoffer aangeeft dat zij daar de bosjes is in gesleurd en verkracht. Het proces-verbaal van de technische recherche waaruit blijkt dat men op 10 mei 2006 een biologisch spoor (identiteitszegel DAA502) heeft veiliggesteld afkomstig van de mouw van de jas van het slachtoffer. Verdachte heeft ter zitting d.d. 13 juni 2006 verklaard dat het aangetroffen condoom mogelijk afkomstig is van een eerder sekscontact tussen hemzelf en de aangeefster op de Europalaan te Utrecht, na welk contact hij het condoom ter plaatse heeft weggegooid. De rechtbank acht het onmogelijk dat het veiliggestelde condoom afkomstig is van het door verdachte genoemde contact nu uit het proces-verbaal blijkt dat het betreffende condoom reeds op 10 mei 2006 is veiliggesteld en verdachte ter zitting heeft verklaard dat het seksuele contact heeft plaatsgevonden op de datum waarover hij in zijn verhoor bij de politie d.d. 20 november 2006 (proces-verbaal Pl0981/06-008130A pag. 463) sprak: de avond voor dat hij werd opgepakt. De rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld 13 mei 2006. Het NFI rapport waaruit blijkt dat het, in het veiliggestelde condoom, aangetroffen celmateriaal (identiteitszegel DAA412) een mengprofiel van twee personen bevat. Het hoofdprofiel is afkomstig van verdachte en het nevenprofiel blijkt afkomstig van het slachtoffer [G]. Tevens blijkt uit het voornoemde rapport dat het veiliggestelde celmateriaal (identiteitszegel DAA502) aangetroffen op de mouw van de jas van het slachtoffer [aangeefster G], afkomstig is van verdachte. De verklaring van [getuige M] medewerker van [opvangcentrum X], die verklaart dat verdachte op 10 mei 2006 tussen 19.00 – 19.30 uur alleen naar buiten is gegaan en dat verdachte die dag onder andere een oranje wegwerkersvestje droeg. Het proces-verbaal van doorzoeking in het opvangcentrum [X] waaruit blijkt dat men daar en in de kamer van verdachte en/of in het kluisje in gebruik bij verdachte, diverse voorwerpen/bescheiden heeft aangetroffen die in gebruik waren bij verdachte dan wel die eigendom waren van verdachte. In beslag genomen zijn onder andere: - een grijze citybike; - een oranje wegwerkersvest;. - een leger groene broek en een grijs groene broek De verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie . (pagina 157 e.v.) Het klopt dat u in een kluis bij [opvangcentrum X] een rood mapje heeft aangetroffen. Dat mapje is van mij, het is aan de voorzijde doorzichtig. (pagina 391) Ik heb een gouden tand met een Nike teken er op. De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 13 juni 2006. Ik kom wel eens op de Europalaan in Utrecht. Ik heb een oranje wegwerkersvest. De fiets op de foto afgebeeld op pagina 174 van het proces-verbaal herken ik, die is van mij. Ten aanzien van feit 6 primair: De verklaring van de aangeefster [A] . Aangeefster verklaart dat zij op 13 mei 2006 als prostituee werkzaam was op de Europalaan te Utrecht. Rond 21.00 uur was zij daar en er stond nog een aantal mensen, waaronder een zwarte jongen met een fiets. [Getuige C] zei tegen aangeefster dat die jongen haar (aangeefster) wilde hebben en dat het wel goed zat omdat hij al vaker met haar [C] was mee geweest. Aangeefster heeft met de man afgesproken dat hij 60 euro zou betalen voor pijpen en neuken en zij is bij hem achterop zijn fiets gaan zitten. Aangeefster heeft terwijl zij achterop zat het liedje “Walking Away” van Graig David gezongen. Toen zij de eerste regels had gezongen, maakte de man de zin af. De man fietst door tot hij bij een bankje in een park gelegen bij de Mauritsstraat te Utrecht komt. De man vertelt dat hij moet wachten tot zijn broer wegging. Als aangeefster de man vraagt om te betalen zegt de man tegen haar dat ze naar hem toe moet komen en vervolgens zegt de man: “Kom maar hier dan kun je mij pijpen.” Als aangeefster zegt dat zij haar geld wil hebben, grijpt de man haar vast en gooit haar op de grond. De man knijpt haar in haar hals waardoor zij pijn heeft en bijna geen adem kan halen. De man slaat aangeefster met zijn vuist in haar gezicht. Als aangeefster begint te gillen laat hij haar los en begint haar te slaan en te stompen. Aangeefster geeft een signalement van de man: - Antilliaans/Surinaamse man, donkere huidskleur, gouden voortand met Nike logo in de bovenkaak, lichte vorm van acne in het gezicht, spreekt gebrekkig Nederlands; - strak oranje glimmend t-shirt, groene camouflage/legerbroek, donkere jas (blauw met witte strepen), witte pet; - donkere opoe fiets en een GSM. In het verhoor van aangeefster zijn de opmerkingen van de verbalisanten opgenomen dat aangeefster zichtbare blauwe plekken heeft op haar gezicht, hals, armen en benen, tevens is haar rechterhand dikker. Aangeefster herkent de haar getoonde pet (pag. 201), broek (pag. 204), jas (pag. 202/203) en telefoon (pag. 205/207) als de spullen van de man die haar probeerde te wurgen. De verklaring van de getuige [C] waarin zij verklaart dat zij op de baan (Europalaan te Utrecht) het slachtoffer [A] en de verdachte aan elkaar heeft voorgesteld. Dat zij [C] al een keer of vijf/zes met die jongen was meegegaan en hij bij haar altijd het nummer “Walking Away” van Graig David zong. [A] is met de jongen weggefietst. Als [A] later terugkeert, ziet [C] dat zij tranen in haar ogen heeft en helemaal bont en blauw is. [A] vertelt haar dat de jongen haar in elkaar heeft geslagen. Getuige herkent de persoon op haar de getoonde foto (pag. 220) van [verdachte] als de jongen die die nacht met [A] is meegegaan en waarmee zij [C] vijf maal eerder contact heeft gehad. Het proces-verbaal van bevindingen waarin op pagina 27 is vermeld dat de aan getuige [C] getoonde foto van de verdachte bij haar verklaring is gevoegd. De rechtbank acht de verklaring die de getuige [C] d.d. 23 juli 2007 ter terechtzitting heeft afgelegd niet aannemelijk nu zij zegt dat zij zich na 14 maanden dingen en gebeurtenissen herinnert van 13 mei 2006 waarover zij tijdens haar verhoor bij de politie d.d. 19 mei 2006 niet of anders heeft verklaard. De verklaring van [getuige K] . Zij verklaart dat zij een relatie met verdachte heeft gehad tot februari 2003 en dat zij in die tijd gek was op Graig David en zijn nummer “Walking Away” een mooi lied vond. Een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat verdachte volgens [getuige N], werkzaam bij [opvangcentrum X], op 13 mei 2006 tussen 23.30 en 24.00 uur is thuis gekomen. Het proces-verbaal van de technische recherche waaruit blijkt dat d.d. 14 mei 2006 op/nabij de plaats delict een baseballpet is veiliggesteld en het proces-verbaal betreffende het toekennen van een identiteitszegel DAA553 aan het petje. Het NFI rapport waaruit blijkt dat het hoofdprofiel van het celmateriaal aangetroffen op de veiliggestelde pet (identiteitszegel DAA553) afkomstig is van de verdachte. Het proces-verbaal van doorzoeking in het opvangcentrum [X] waaruit blijkt dat men daar en in de kamer van verdachte en/of in het kluisje in gebruik bij verdachte, diverse voorwerpen/bescheiden heeft aangetroffen die in gebruik waren bij verdachte dan wel die eigendom waren van verdachte. In beslag genomen zijn onder andere: - een groene legerbroek; - plastic map met rode afwerking; - een donker blauw met beige jas. De verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie . (pagina 222 e.v.) Op 13 mei 2006 droeg ik een groene legerbroek en een shirt dat rood is van boven en oranje van beneden. (pagina 391 e.v.) Afgelopen zaterdag (13 mei 2006) droeg ik een blauwe pet. Ik heb een gouden tand met een Nike teken er op. Ik heb een blauw witte jas, die heb ik van [Y] geleend. De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 13 juni 2006. Ik kom wel eens op de Europalaan in Utrecht. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 en 6 primair bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van feit 1 en 4: Verkrachting, meermalen gepleegd Ten aanzien van de feiten 2 primair, 3 primair en 6 primair: Poging tot verkrachting, meermalen gepleegd. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sanctie Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich, nadat hij was vrijgekomen uit detentie, in een zeer korte periode op gewelddadige en intimiderende wijze schuldig gemaakt aan een tweetal verkrachtingen en een drietal pogingen daartoe. De slachtoffers betroffen allen prostituees, die hetzij op het Zandpad in Utrecht of op de Europalaan in Utrecht werkten. Prostituees verkeren in de uitoefening van hun werkzaamheden in een kwetsbare positie. Verdachte is buitengewoon gewelddadig opgetreden. Hij heeft bij de slachtoffers onder meer zodanig geweld op hun hals/keel uitgeoefend dat enkele slachtoffers voor hun leven vreesden en pijn en/of letsel hebben ondervonden. Met deze (poging tot) verkrachtingen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van delicten als de onderhavige nog lange tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Daarbij komt dat in deze gevallen de slachtoffers psychische moeilijkheden hebben ondervonden bij de verdere uitoefening van hun beroep. Verdachte heeft niet tot nauwelijks zijn medewerking verleend aan een onderzoek door een psycholoog en een psychiater. Die houding heeft hij volgehouden tijdens een opname in het Pieter Baan Centrum. De rechtbank beschikt derhalve niet over recente beoordelingen omtrent de persoon van verdachte door gedragskundigen. De rechtbank oordeelt dat de omtrent verdachte uitgebrachte rapporten door de gedragskundigen te weinig steun bieden om met voldoende mate van zekerheid tot het oordeel te komen dat er bij verdachte sprake was van een stoornis van zijn geestvermogens, van een gebrekkige ontwikkeling of van andere in zijn persoon gelegen factoren tengevolge waarvan de bewezenverklaarde feiten hem niet of slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank beschouwt de verdachte derhalve als volledig toerekeningsvatbaar voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht het risico aanmerkelijk dat verdachte zonder behandeling opnieuw strafbare feiten zal begaan waardoor de geestelijke en lichamelijk integriteit van anderen ernstig geschaad wordt of kan worden. Nu nauwelijks inzicht is verkregen in de persoon van de verdachte bestaat geen perspectief op behandeling van verdachte. De daardoor mogelijk verhoogde kans op recidive weegt in het nadeel van verdachte bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf. Bijzondere omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte die tot matiging van de op te leggen gevangenisstraf zouden kunnen leiden zijn de rechtbank niet gebleken. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat niet volstaan kan worden met de oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan hierna vermeld Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 1 juni 2007, waaruit blijkt dat de verdachte voor een soortgelijk feit is veroordeeld door de Meervoudige Strafkamer te Rotterdam op 18 april 2003 tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte van feit 7 wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-: - een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van het voorarrest, - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangeefster E] voor een bedrag van €2200,00 en opleggen van de maatregel tot schadevergoeding. De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur als na te melden passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. De rechtbank overweegt daartoe dat de eis van de officier van justitie bovenmatig is en oordeelt dat de op te leggen straf in overeenstemming is met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De vordering van de benadeelde partij [aangeefster E] De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 1200,00 wegens materiële schade en een bedrag van € 1000,00 wegens immateriële schade. De vaststelling van de precieze omvang van de materiële schade acht de rechtbank, gelet op het ontbreken van een onderbouwing, niet zo eenvoudig van aard, dat zij dit kan doen in het kader van een strafvervolging tegen verdachte. Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de materiële schade is niet van zo eenvoudige aard, nu de precieze omvang van de materiële schade niet voldoende is onderbouwd, dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 2 primair bewezenverklaarde feit. De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 1000,00. De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 1000,00 worden toegewezen. De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 242 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 5 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 en 6 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 6 JAREN. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Ten aanzien van feit 2 primair: Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster E], wonende te [woonplaats], ten dele toe tot een bedrag van € 1000,00 (zegge duizend euro). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen. Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1000,00 (zegge duizend euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de opgelegde straf er geen aanleiding is de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. Het verzoek van de raadsvrouwe daartoe wordt derhalve afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mrs L. Bakker-Splinter, J.M. Bruins en Y.A.T. Kruyer, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 augustus 2007.